Het portret op de planken. Over het dramatisch potentieel van het portretgenre

Bert Watteeuw - 30 juni 2013

Van alle artistieke genres was het zonder twijfel het meest ‘des mensen’. Niet alleen omdat het welbepaalde individuen vereeuwigde, maar ook en vooral omdat conterfeytsels vervolgens soms brandpunten van intense emotie werden voor hun ambitieuze, verliefde, misnoegde of rouwende bezitters. Deze schijnbaar verstilde beeltenissen roerden het hart - en de pen - zoals een landschap, een stilleven of zelfs een dramatisch historiestuk dat nooit hadden gekund.

De ‘planken’ uit de titel verwezen zowel naar toneel- als naar boekenplanken. Niet de vertrouwde planken met in kalfsleer gebonden kunsttheoretische folianten, die geen ruimte laten voor sentiment. Wel de gammele schaprayen (het nachtkastje schijnt een latere vinding te zijn) met pastorale turven en amoureuze romannetjes, liedboeken, volksverhalen, novelles, komedies, tragedies, satirisch venijn, grappen en ook meer verheven genres zoals de utopie. Zelfs op de goed verborgen plank met pikanter proza wierpen we een blik. Kleinere formaten, goedkoper papier, meer zetfouten: dit is beduimelde, gekoesterde en geleefde literatuur en lectuur. Het dramatisch potentieel van het portret wordt zonneklaar in deze bronnen, die op hun beurt een dramatisch potentieel bezitten voor onderzoek naar het portret.

In zijn Rubenianum Lecture bracht Bert Watteeuw een bloemlezing uit de letteren van de zestiende, zeventiende en achttiende eeuw. Hij besprak geen concrete geschilderde portretten, maar stelde scherp op het portret als literair motief.